
Johannes Hazeu Corneliszoon (1754-1834)
Onderstaand lied komt uit De godvruchtige Avondmaalganger (godvruchtig betekent godvrezend) van Petrus Immens. Na elk hoofdstuk staat zo’n lied (in totaal veertien), allemaal te zingen op psalmmelodieën. Ze zijn gedicht door Johannes Hazeu Corneliszoon (1754-1834), bekend geworden van de zogenoemde Hazeuliederen, waarvan begin deze eeuw een unieke complete vierstemmige uitgave in twee delen is verschenen.
De ware disgenoot
Wijs: Psalm 116
Dit is de dag, zo vol van majesteit;
Ik zie de zon van Jezus’ liefde stralen.
Dat Godd’lijk licht leidt mij langs berg en dalen;
Verbreekt in ’t hart de wolk der donkerheid.
Bekleed mij, Heer’, met ’t hemels bruiloftskleed,
En reinig mij van mijn verborgen zonden;
Besproei mijn ziel met ’t bloed uit Jezus’ wonden;
’k Hef ’t hart tot U, Die mijn bedoeling weet.
Geloofd zijt Gij, getrouw’ en liefd’rijk’ God!
Daar ’k onverlet mag opgaan naar Uw woning
Om aan de dis van Sions Erekoning
Te smaken ’t zoet van ’t hemels heilgenot.
O Levensarts, maak Gij mijn ziel gezond;
Doe nu geloof en hoop en liefde werken.
’k Ben afgemat, och, wil mij weer versterken.
Hernieuw met mij Uw eeuwig vreêverbond.
’k Ga blij te moê naar die geliefde dis
Om brood en wijn als hemelvrucht te smaken;
’k Voel nu mijn hart door ’t vuur der liefde blaken,
Daar Hij Die stierf, maar leeft, mijn Gastheer is!
Zou ’k aarz’len? Nee, ik ga naar Horeb niet,
Daar d’ eis der wet het schuldvol hart doet beven.
’k Mag mij vol vreugd naar Golgotha begeven,
Waar ’t oog der ziel ’t gekruiste Godslam ziet.
’k Zie nu wat God voor mij, ellend’ling is;
Zijn eigen Zoon heeft Hij niet willen sparen;
Hij deed Hem smart en kruis en dood ervaren,
Tot ’s zondaars heil en hemels’ erfenis.
Bedwelmend’ eer! Een slaaf, geboeid aan ’t stof,
Verdiept in schuld en aan de dood verbonden,
Krijgt hier ontslag en balsem voor zijn wonden,
Praalt aan de dis van ’t zalig hemelhof.
Melaatse ziel, wat is uw Priester goed!
Daar g’ in uw smart ellendig moest bezwijken,
Wil Hij u hier met heil’ge olie strijken,
En reinigen met ’t dierbaarst offerbloed.
’k Lees door ’t geloof aan ’t kruis mijn vrijheidsbrief;
Het hemelkoor zingt met mij feestgezangen;
’k Voel nu noch smart, noch straf der zonden prangen;
’t Is al voldaan! – Mijn ziel, heb Jezus lief!
O hemelspijs, hoe smaakt mij dit genot!
’k Voel nu de kracht van Jezus’ doen en lijden;
Zijn liefd’ en trouw, Zijn goedheid in ’t bevrijden,
En ’t heilig doel van een drie-enig God.
Och, straal mij aan met ’t licht van Uwe Geest!
O Heiland! ja, Gij zijt mijn liefde waardig!
Maak bij Uw kruis mij need’rig en boetvaardig;
Uw doodmaal is mij ’t zaligst levensfeest!
