Es ist hier nichts auf dieser Welt
1. Es ist hier nichts auf dieser Welt,
was ganz mein Sehnen stillt,
drum zieht's mich hin, wo Jesus ist,
der jeden Wunsch erfüllt.
O Heim, o Heim, o wundersüßes Heim!
O Heim, o Heim, o wär ich bald daheim!
2.Hier wird noch oft das Auge feucht
und meine Seele matt;
in jenem Land der Seligkeit
sind Schmerzen unbekannt.
O Heim, o Heim, o wundersüßes Heim!
O Heim, o Heim, o wär ich bald daheim!
3. Wenn wir hier scheiden,
denke ich so oft an jene Welt.
O führ uns, Herr, nach Kampf und Streit
ins himmlische Gezeit.
O Heim, o Heim, o wundersüßes Heim!
O Heim, o Heim, o wär ich bald daheim!
4. Dort in dem schönen Land,
dort ist kein Scheiden mehr,
dort ruhet man m Ewigkeit
und bringt dem Herren Ehr.
O Heim, o Heim, o wundersüßes Heim!
O Heim, o Heim, o wär ich bald daheim!
Bron: lied 579 onder het thema ‘Die ewige Heimat’ (‘Het eeuwige thuisland/vaderland’) in het Gemeinde-Gesangbuch van de Russisch-Duitse Bruderschaft Eben-Ezer en de Mennonitische Brüdergemeinde Harsewinkel.
Auteur onbekend (op internet staat de Engelse dichteres Anne Houlditch Shepherd (1809-1857) genoemd
1. Er is hier niets op deze wereld
dat mijn verlangen volledig stilt;
daarom word ik daarheen getrokken waar Jezus is
Die elke wens vervult.
O thuis, o thuis, o wonderzoet thuis!
O thuis, o thuis, o, was ik toch snel thuis!
2. Hier wordt nog vaak mijn oog vochtig
en mijn ziel mat;
in dat land van zaligheid
zijn smarten onbekend.
O thuis, o thuis, o wonderzoet thuis!
O thuis, o thuis, o, was ik toch snel thuis!
3. Wanneer wij hier afscheid nemen,
denk ik zo vaak aan die wereld;
o, voer ons, Heere, na kamp en strijd
in het hemelse verblijf.
O thuis, o thuis, o wonderzoet thuis!
O thuis, o thuis, o, was ik toch snel thuis!
4. Daar in dat schone, zalige land,
daar is geen scheiden meer;
daar rust men in eeuwigheid
en brengt de Heere de eer.
O thuis, o thuis, o wonderzoet thuis!
O thuis, o thuis, o, was ik toch snel thuis!