top of page
Anker 1

 

Jan Scharp (1756-1828)

Dit lied wordt gezongen op de melodie bij ‘Sollt ich meinem Gott nicht singen’ van Johann Schop uit 1641.

Het is nr. 173 in de Oude Hervormde Bundel (1938).

De tekstverwijzingen heb ik toegevoegd voor verdere overdenking/Bijbelstudie.

Alle roem is uitgesloten

1. Alle roem is uitgesloten,

onverdiende zaligheên

heb ik van mijn God genoten, (Rom. 3:27,28)

’k roem in vrije gunst alleen! (1 Kor. 1:29-31)

Ja, eer ik nog was geboren, (Jer. 1:5)

eer Gods hand, die alles schiep, (Gen. 1:1)

iets uit niets tot aanzijn riep, (Jer. 31:3)

heeft Zijn liefde mij verkoren: (Ef. 1:4)

God is liefd’, o eng’lenstem, (1 Joh. 4:16)

mensentong, verheerlijkt Hem!

 

2. Met mijn zware val bewogen,

bood Gods liefde mij de hand. (Gen. 3:9,15)

O ontfermend mededogen,

liefde boven mijn verstand! (Luk. 1:77-79)

Vijandschap was mijn bedenken, (Rom. 8:7)

vlees’lijk, onder ’t kwaad verkocht, (Rom. 7:14)

had ik nimmer Hem gezocht, (Rom. 10:20,21)

Hij wou m’ eerst Zijn liefde schenken: (1 Joh. 4:19)

God is liefd’, o eng’lenstem,

mensentong, verheerlijkt Hem!

 

3. Zo, zo lief had God de wereld,

dat Hij Zijne eigen Zoon (Rom. 8:32)

voor die afgevallen wereld

overgaf aan smaad en hoon. (Joh. 3:16)

Ja, toen wij nog zondaars waren,

schonk d’ Ontfermer ons genâ,

stierf Zijn Zoon op Golgotha,

stierf voor ons, die zondaars waren: (Rom. 5:8)

God is liefd’, o eng’lenstem,

mensentong, verheerlijkt Hem!

 

4. ’k Bleef Gods roeping nog weerstreven, (Jes. 65:1,2)

maar, verzoend door Jezus’ bloed,

schonk Hij mij geloof ten leven, (Rom. 3:24-26)

en vernieuwing van gemoed. (Rom. 12:2)

’k Zag mijn schuld met schaamt’ en rouwe, (Joh. 16:8-11)

’k zag wat God m’ in Christus gaf, (Joh. 1:12,16)

’k lei mijn snode argwaan af

en geloofd’ aan ’s Vaders trouwe: (1 Joh. 5:10,11)

God is liefd’, o eng’lenstem,

mensentong, verheerlijkt Hem!

 

5. Om te sterven aan de zonden, (Rom. 6:11)

schenkt Zijn liefde mij de Geest, (Rom. 8:13)

wiens vertroosting al de wonden (Hand. 9:31)

van mijn zondig hart geneest, (1 Kor. 2:12)

die mij ’t waar geluk leert kennen, (Matth. 5:3-12)

mij vervult met Christus’ zin, (1 Kor. 2:16)

en door dank’bre wedermin (1 Joh. 4:19)

mij aan Zijne dienst wil wennen: (Rom. 6:22)

God is liefd’, o eng’lenstem,

mensentong, verheerlijkt Hem!

 

6. Dat heet gadelooz’ ontferming,

dat genade, rijk en vrij!

God schenkt redding, schenkt bescherming,

schenkt z’ aan zondaars, schenkt z’ ook mij. (Ef. 2:4-9)

Ja, wanneer mijn onvermogen

en mijn diep bederf mij smart, (Rom. 7:9,10)

toont mij ’t Godd’lijk Vaderhart

Zijn verlossend mededogen: (Rom. 7:24,25)

God is liefd’, o eng’lenstem,

mensentong, verheerlijkt Hem!

 

7. Kan een vrouw haar kind vergeten,

als haar zuig’ling schreit van pijn?

Zou z’ een ware moeder heten,

en zo weinig moeder zijn?

Maar, al kon dit moog’lijk wezen,

Vader, Die mijn noden ziet,

Vader, Gij vergeet mij niet!

Neen, dit heb ik nooit te vrezen: (Jes. 49:15)

God is liefd’, o eng’lenstem,

mensentong, verheerlijkt Hem!

 

8. Zal eens ’t graf mijn stof verzaam’len, (Jes. 26:19)

juichend zal in stervenspijn (Jes. 25:8)

’t laatste woord dat ik zal staam’len, (1 Kor. 15:54-57)

vrije gunst, genade zijn! (Zach. 4:7)

Ja, die zal ik eeuwig danken, (Ps. 52:11)

waar ’k de Vader en de Zoon

eeuwig lofzing voor de troon,

dan herhaal ik nog die klanken:

God is liefd’, o eng’lenstem,

mensentong, verheerlijkt Hem! (Openb. 7:9-12)

bottom of page