top of page
Anker 1


Gustav Friedrich Ludwig Knak (1806-1878)

 


 Gustav Friedrich Ludwig Knak/Knack (1806-1878) studeerde theologie in Berlijn. Als leraar op een privéschool in Königs-Wusterhausen zorgde hij moedig voor de zieken en stervenden in het cholerajaar 1831. Na zijn terugkeer naar Berlijn was hij een van de redacteuren van het bekende liedboek Geistlichter Lieder Schatz. Hij droeg er een aantal hymnes aan bij en schreef het voorwoord. In 1834 werd hij predikant van Wusterwitz in Pommeren. In 1849 volgde hij in de luthers-boheemse gemeente (Bethlehemskerk) te Berlijn J.E. Gossner op (evenals hij een zendingsman met een zeer zegenrijk leven). Daar ligt hij op het kerkhof begraven. Hij droeg de binnenlandse en buitenlandse zending een warm hart toe, met name de lutherse zending in China en het Chinese weeshuis in Hong Kong.

O, dass mein Herz ein Altar wär’

1. O, dass mein Herz ein Altar wär’

Voll Räuchwerk des Gebets!

O, dass ich Dank und Preis und Ehr’

Dem Lamm darbrächte stets!

 

2. Wüsst’ ich von diesem Lamme nichts,

So war’s um mich gescheh’n;

Und ach, am Tage des Gerichts

Müsst’ ich zur Linken steh’n!

 

3. Gottlob! Es hat auch mich erkauft,

Halleluja! auch mich;

In seinen Tod bin ich getauft,

Ich armes Würmlein, ich.

 

4. Wo sind die Sündenschulden all?

Im Meer des Bluts ertränkt!

Ich weiß, dass Gott von ihrer Zahl

Nicht einer mehr gedenkt.

 

5. Mein Herz frohlockt, es jauchzt mein Mund,

Mir ist so wohl zumut;

Und fragst du nach der Freude Grund?

Es ist des Lammes Blut.

1. O, dat mijn hart een altaar was,

Vol rookwerk van gebed!

O, dat ik dank en prijs en eer

Het Lam steeds toebracht!

 

2. Wist ik niets van dit Lam,

Dan was het met mij gedaan;

En ach, in de dag van het gericht

Moest ik ter linkerhand staan.

 

3. Geloofd zij God! Hij heeft ook mij gekocht,

Hallelujah! ook mij;

In Zijn dood ben ik gedoopt,

Ik, arm wormpje, ik.

 

4. Waar zijn al die zondenschulden?

In een zee van bloed verdronken!

Ik weet dat God van hun getal

Er niet één meer gedenkt.

 

5. Mijn hart is vrolijk, mijn mond jubelt;

Ik ben zo welgemoed;

En vraagt u naar de grond der vreugde?

Die is: het bloed van het Lam.

Anchor 1

Onderstaand lied staat in het Gezangboek der Evangelisch-Lutherse Kerk van 1955.

Het Duitse origineel is lastig te achterhalen. Misschien dat het gebaseerd is op een deel van ‘Dir will ich danken bis zum Grabe’.

Meer Duitse liederen van Knak staan op deze site.

U kan ik niet missen, U, Jezus, mijn Heer’!

1. U kan ik niet missen, U, Jezus, mijn Heer’!

’k Mis alles wanneer ik Uw bijzijn ontbeer,

bij licht en bij duister, in droefheid en vreugd,

in rijkdom en armoe, in grijsheid en jeugd.

Geen Naam Die als d’ Uwe mij vreugde bereidt,

geen hand die als d’ Uwe zo zachtjes mij leidt,

geen stem die als d’ Uwe mijn oor zo bekoort,

geen hart dat als ‘t Uwe mijn smekingen hoort.

U kan ik niet missen, U, Jezus, mijn Heer’!

’k Mis alles wanneer ik Uw bijzijn ontbeer!

 

2. U kan ik niet missen als ’t sterfuur genaakt;

wees Gij het Die dan aan mijn doodsponde waakt;

verdrijf dan mijn twijfel, mijn vrees en mijn klacht,

en voer mij naar ’t licht door de duistere nacht!

En ben ik, geleid door Uw liefd’rijke hand,

eens veilig in ‘t huis van mijn Vader geland,

dan grijp ik een citer en zing U het lied:

‘U kan ik niet missen, in eeuwigheid niet!

U kan ik niet missen, U, Jezus, mijn Heer’!

Dank, lof en aanbidding, nooit mis ik U meer!’ 

bottom of page