
Johannes de Heer (1866 -1961)
De voetstap des Konings
1. De voetstap des Konings: men hoort zijn geluid
in ’t oorlogsrumoer van de volken.
De tronen der wereld, zij worden Zijn buit,
als Jezus straks komt op de wolken.
2. De voetstap des Konings: verneemt gij hem niet
in allerlei teek’nen der tijden?
De wereld, zij siddert bij ’t droevig verschiet;
doch die Hem verwachten, zijn blijde.
3. De voetstap des Konings brengt lsr’el naar ’t land
dat thans weer als nieuw wordt herboren.
God mint alle volken, daarom heeft Zijn hand
’t volk Isr’el als werktuig verkoren.
4. De voetstap des Konings spreekt luid tot Gods kerk:
‘Ontwaak, ’t is geen tijd meer tot dromen.
Ga heen in Mijn wijngaard en werk daar Mijn werk,
doe handeling totdat Ik kome.’
5. De voetstap des Konings vraagt ernstig gehoor;
Hij noopt ons tot waken en bidden.
Gemeente van Christus, bereidt u toch voor,
want weldra staat Hij in uw midden.
6. De voetstap des Konings dringt door tot het graf;
d’ in Christus gestorv’nen verrijzen;
dan valt ook het reiskleed de levenden af;
in eenheid zal alles Hem prijzen.
7. De voetstap des Konings, trilt hij in uw ziel?
Verwacht gij de dag Zijner Kroning?
Zo niet, buig nog heden uw harte en kniel
voor Jezus, uw Redder en Koning.
Heer’ Jezus, kom!
Dit lied is gedicht of vertaald door Johannes de Heer.
Het wordt gezongen op de melodie van: ‘Komm süßer Tod, komm selge Ruh!’,
gecomponeerd door J.S. Bach (BWV 478) en opgenomen in het Gesang-Buch van G.C. Schemellis (1736).
1. Heer’ Jezus, kom!
Kom tot Uw bruid!
Maak los haar aardse banden;
Voer haar naar beet’re stranden.
Reeds lang toch ziet Uw bruid,
Naar Uwe toekomst uit.
Kom tot Uw eigendom;
Heer’ Jezus, kom!
2. Heer’ Jezus, kom!
Breng ons in ’t licht
Van d’ eeuw’ge hemelluister;
’t Wordt hier op aard’ zo duister;
Waarheen men ’t oog ook wendt,
’t Is jammer en ellend’,
Verwoesting, dood rondom;
Heer’ Jezus, kom!
3. Heer Jezus, kom!
Spreek ook Uw Woord
Tot hen die, nog in zonden,
U niet als Heiland vonden.
Zie in genâ, o Heer’!
Op ’t dwalend mensdom neer;
Zend toch Uw Geest alom;
Heer’ Jezus, kom!