Uit Christian Melodies, 1858 (dichter onbekend)
We bless Thee for Thy peace, O God
1. We bless Thee for Thy peace, O God,
Deep as the unfathomed sea,
Which falls like sunshine on the road
Of those who trust in Thee.
2. We ask not, Father, for repose
Which comes from outward rest,
If we may have through all life’s woes
Thy peace within our breast;
3. That peace which suffers and is strong,
Trusts where it cannot see,
Deems not the trial-way too long,
But leaves the end with Thee;
4. That peace which flows serene and deep,
A river in the soul,
Whose banks a living verdure keep –
God’s sunshine o’er the whole.
5. O Father, give our hearts this peace,
Whate’er the outward be,
Till all life’s discipline shall cease,
And we go home to Thee.
1. Wij loven U voor Uw vrede, o God,
Diep als de onpeilbare zee,
Die als zonneschijn valt op het pad
Van degenen die op U vertrouwen.
2. Wij vragen niet, Vader, om kalmte
Die komt door uiterlijke rust,
Als wij maar dwars door alle ellende van het leven
Uw vrede in onze boezem mogen hebben;
3. Die vrede, die lijden verdraagt en sterk is,
Die vertrouwt waar ze niet zien kan,
Die de beproevingsweg niet te lang vindt,
Maar het einde aan U overlaat;
4. Die vrede, die kalm en diep stroomt,
Als een rivier in de ziel,
Waarvan de oevers fris groen blijven –
Gods zonneschijn over alles.
5. O Vader, geef ons hart deze vrede,
Wat de uitwendige omstandigheden ook zijn,
Totdat de oefening van heel dit leven ophoudt
En wij naar huis gaan tot U.