L’ Agneau de Dieu, le Christ expire
‘Voilà l’Agneau de Dieu, qui ôte le péché du monde’ (Jean 1.29).
1. L’Agneau de Dieu, le Christ expire
Sur la croix; (bis)
Le voile aussitôt se déchire
À la croix. (bis)
Le lieu très saint est découvert,
L’accès à Dieu nous est ouvert
Par toi, Jésus, qui t’es offert
Sur la croix. (bis)
2. Tu fus élevé de la terre
Sur la croix; (bis)
Pour nous tu bus la coupe amère
Sur la croix (bis).
Ton amour a tout achevé:
Dans ton sang le croyant lavé,
Sait qu’il est à jamais sauvé
Par la croix. (bis)
3. Dans la honte a brillé ta gloire
Sur la croix (bis).
À toi, Jésus, fut la victoire
Sur la croix. (bis)
À toi, durant l’éternité,
Soit force, honneur et majesté
Pour le triomphe remporté
Sur la croix! (bis)
‘Zie, het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt.’
1. Het Lam van God, de Christus, geeft de geest
Aan het kruis, aan het kruis;
Dadelijk scheurt de voorhang
Bij het kruis, bij het kruis.
Het heilige der heiligen is ontsloten,
De toegang tot God is voor ons geopend
Door U, o Jezus, Die Uzelf hebt geofferd
Aan het kruis, aan het kruis.
2. Gij werd opgeheven van de aarde
Aan het kruis, aan het kruis;
Voor ons dronk Gij de bittere drinkbeker
Aan het kruis, aan het kruis.
Uw liefde heeft alles volbracht:
De gelovige, gewassen in Uw bloed,
Weet dat hij voor eeuwig behouden is
Door het kruis, door het kruis.
3. In de schande schitterde Uw glorie
Aan het kruis, aan het kruis.
Uwe, o Jezus, was de victorie
Aan het kruis, aan het kruis.
Uwe, door de eeuwigheid heen,
Zij de kracht en de eer en de majesteit
Voor de behaalde triomf
Aan het kruis, aan het kruis!