top of page
Anker 1

Joseph Anstice (1808-1836)

Joseph Anstice (1808-1836) werd op 22-jarige leeftijd professor klassieke literatuur aan het King's College, Londen. Zes jaar later stierf hij. Terwijl hij het dal van de schaduwdes doods inging, vloeide er een aantal hymnes uit zijn pen. Mrs. Antice vertelt: ‘De liederen werden allemaal aan zijn mij gedicteerd in de laatste paar weken van zijn leven en gecomponeerd precies op die tijd van de dag (’s middags) waarin hij de druk van zijn ziekte voelde. Al zijn betere uren in de ochtend gaf hij aan zijn studenten tot op de dag van zijn dood.’

O Lord, how happy should we be

1. O Lord, how happy should we be

If we could cast our care on Thee,

If we from self could rest;

And feel at heart that One above,

In perfect wisdom, perfect love,

Is working for the best!

 

2. How far from this our daily life,

Ever disturbed by anxious strife,

By sudden wild alarms!

O, could we but relinquish all

Our earthly props, and simply fall

On Thine Almighty arms!

 

3. Could we but kneel and cast our load,

E'en while we pray, upon our God;

Then rise with lightened cheer,

Sure that the Father, who is nigh

To still the famished ravens' cry,

Will hear, in that we fear.

 

4. We cannot trust Him as we should;

So chafes fall’n nature’s restless mood

To cast its peace away;

Yet birds and flow’rets round us preach;

All, all the present evil teach

Sufficient for the day.

 

5. Lord, make these faithless hearts of ours

Such lesson learn from birds and flowers;

Make them from self to cease,

Leave all things to a Father’s will,

And taste, before Him lying still,

E’en in affliction, peace.

1. O Heere, hoe gelukkig zouden we zijn

Als we onze bekommernis op U konden werpen, [1 Petr. 5:7]

Als we konden rusten van ons eigen ik;

En in ons hart voelen dat Eén daarboven,

In volmaakte wijsheid, volmaakte liefde,

Alles ten beste uitwerkt! [Rom. 8:28]

 

2. Hoe ver is ons dagelijks leven hiervandaan,

Altijd verstoord door angstvallige onrust,

Door plotselinge wilde schrik!

O, konden we al onze aardse kurken

Maar opgeven en eenvoudig

In Uw almachtige armen vallen! [Jer. 17:5-8; Jes. 40:11]

 

3. Konden we maar neerknielen en onze last,

Terwijl we bidden, op onze God werpen;

En dan opstaan met nieuwe moed,

Verzekerd dat de Vader, Die nabij is

Om de roep van de uitgehongerde raven te stillen, [Ps. 147:9; Luk. 12:24]

Ons zal verhoren uit de vreze. [vergelijk Hebr. 5:7]

 

4. We kunnen Hem niet vertrouwen zoals we zouden moeten;

Zo windt de rusteloze stemming van onze gevallen natuur zich op

Om haar vrede van zich te stoten;

Toch houden de vogels en bloempjes om ons heen een preek;

Al,  al het kwaad van vandaag leert

Dat elke dag daaraan genoeg heeft. [Matth. 6:25-34]

 

5. Heere, maak dat deze ongelovige harten van ons

Deze les van de vogels en bloemen leren;

Maak dat onze harten aflaten van ons eigen ik,

Alle dingen overlaten aan Vaders wil, [Matth. 6:10]

En stil voor Hem neerliggend,

Zelfs in verdrukking vrede smaken. [Joh. 16:33]

bottom of page