
Joseph Hart (1712-1768)
Joseph Hart (1712-1768) heeft een ingrijpende levensgeschiedenis gehad, met een diepe ervaring van Gods genade in Christus en een innige liefde tot zijn Verlosser. Hij werd geboren uit godvrezende ouders en hoorde van jongs af het Evangelie. Op ca. 21-jarige leeftijd kwam hij onder grote bekommering over zijn ziel. De Heere stelde hem op ca. 29-jarige leeftijd in staat om de verdiensten van de Zaligmaker enigermate op zijn eigen ziel toe te passen. Maar hij verviel al snel in grote losbandigheid (waartoe hij volgens zijn inbeelding van Christus de vrijheid gekregen had). Hij overtrof openlijke atheïsten en schokte zelfs ongodsdienstige mensen met zijn godslasterlijke taal en goddeloze leven. Hij schreef het werkje De onredelijkheid van religie, tegen een preek van John Wesley over Romeinen 8:32. Ook vertaalde hij diverse heidense werken uit de Grieks-Romeinse oudheid, waar hij voorredes en voetnoten met een verderfelijke strekking aan toe voegde. Dit duurde negen of tien jaar. Daarna begon hij zijn leven te reformeren en las voortdurend de Bijbel in het Engels en Hebreeuws en Grieks. Hij dacht met eerbied aan Christus en beschouwde Zijn dood als het grote offer voor de zonde, maar hij zag en erkende de onmisbare noodzakelijkheid en oneindige waarde ervan niet (om zichzelf te verfoeien en alles behalve Zijn bloed en gerechtigheid schade en drek te achten). Hij dacht dat hij eerst zijn gezonde verstand zou moeten verliezen voordat hij dit ooit zou willen geloven. Na nog zo’n vier jaar (rond 1755) werd hij erg neerslachtig en vermeed hij elk gezelschap; hij had geen enkele vriend met wie hij de last van zijn ziel kon delen. Hij beschouwde zich als een zondaar tegen het Evangelie, die het bloed van Christus vertreden had en voor wie geen slachtoffer voor de zonde meer overbleef. Wel bezocht hij zoveel mogelijk diensten, met name in de Tabernacle in Moorfields en in de Chapel in Tottenham Court Road. Steeds roepend tot Christus om Zichzelf aan hem te openbaren, werd hij vaak bemoedigd uit de Schrift. Maar dan weer voelde hij de vreselijkste kwellingen en leken alle beloften van het Evangelie tegen hem. De week vóór Pasen 1757 ontving hij een wonderlijk zicht op Christus’ zware strijd in Gethsémané, waarop hij deel 1 van hymne nummer 1 dichtte. Soms brak een straaltje hoop door, dan weer werd hij overweldigd door wolken vol verschrikking. Bijzonder is dat hij geestelijk tot doorbraak kwam na een dienst op Eerste Pinksterdag 1757 bij de Moravische Broeders ofwel Hernhutters in Fetter Lane in Londen, waar zo’n 20 jaar eerder de Wesleys en Whitefield ook veel zegen hadden ontvangen (hoewel ze er kort daarna weggingen vanwege verschil van inzicht).
Hart publiceerde zijn Hymns in 1759, in dezelfde volgorde waarin hij ze geschreven had (zoals hij zelf zegt). In 1760 werd hij predikant van de independistische gemeente die een grote kapel in Jewin Street had (deze kapel was in 1672 gebouwd voor de beroemde puriteinse predikant William Jenkyn, die in 1685 in de Newgate gevangenis stierf). Acht jaar later overleed Hart op 56-jarige leeftijd. Zijn vrouw, die ca. 14 jaar jonger was, bleef met vijf kinderen achter. Men berekende dat er ca. 20.000 mensen aanwezig waren tijdens de preek bij zijn begrafenis. Hij ligt samen met zijn vrouw begraven op Bunhill Fields in Londen en het graf is daar nog steeds te vinden. J.C. Philpot voelde zich erg verbonden met hem en zijn hymnes. Ze zijn ook allemaal als Supplement opgenomen in de Gadsby’s Hymns.
A Man there is, a real Man
Christus waarachtig God en Mens
1. A Man there is, a real Man,
With wounds still gaping wide,
From which rich streams of blood once ran,
In hands, and feet, and side.
2. ’Tis no wild fancy of our brains,
No metaphor we speak;
The same dear Man in heaven now reigns,
That suffered for our sake.
3. This wondrous Man of whom we tell,
Is true Almighty God;
He bought our souls from death and hell;
The price His own heart’s blood.
4. That human heart He still retains,
Though throned in highest bliss;
And feels each tempted member’s pains;
For our affliction’s His.
5. Come, then, repenting sinner, come;
Approach with humble faith;
Owe what thou wilt, the total sum
Is cancelled by His death!
6. His blood can cleanse the blackest soul,
And wash our guilt away;
He will present us sound and whole
In that tremendous day.
1. Een Mens is er, een echt Mens,
Met wonden die nog steeds wijd gapen,
Waaruit eens rijke stromen van bloed liepen,
In Zijn handen, en voeten, en zijde.
2. Het is geen wilde fantasie van ons brein,
Geen beeldspraak die we gebruiken;
Dezelfde dierbare Mens heerst nu in de hemel,
Die om onzentwil geleden heeft.
3. Deze wonderbare Mens van Wie wij spreken,
Is waarachtig, almachtig God;
Hij heeft onze zielen van dood en hel vrijgekocht;
De prijs was Zijn eigen hartenbloed.
4. Dat menselijke hart behoudt Hij nog steeds,
Al zit Hij getroond in de hoogste gelukzaligheid;
En Hij gevoelt de pijn van elk lid dat verzocht wordt,
Want onze verdrukking is de Zijne.
5. Kom dan, berouwhebbend zondaar, kom;
Ga toe met ootmoedig geloof;
Wat gij ook maar schuldig zijt, de totale som
Is uitgewist door Zijn dood.
6. Zijn bloed kan de zwartste ziel reinigen,
En onze schuld afwassen;
Hij zal ons gezond en wel voorstellen
In die ontzagwekkende dag.
And why, dear Saviour, tell me why
Deel 2 van nummer 1 uit de Hymns van Joseph Hart (hij heeft deze hymne dus kort na zijn bekering gedicht; zie hierboven)
1. And why, dear Saviour, tell me why,
Thou thus would’st suffer, bleed and die;
What mighty motive could thee move?
The motive’s plain; ’twas all for love.
2. For love of whom? Of sinners base,
A hardened herd, a rebel race;
That mocked and trampled on thy blood,
And wantoned with the wounds of God.
3. When rocks and mountains rent with dread;
And gaping graves gave up their dead;
When the fair sun withdrew his light,
And hid his head, to shun the sight;
4. Then stood the wretch of human race,
And raised his head and showed his face,
Gazed unconcerned when nature failed,
And scoffed, and sneered, and cursed, and railed.
5. Harder than rocks and mountains are,
More dull than dirt and earth by far,
Man viewed unmoved thy blood’s rich stream,
Nor ever dreamed it flowed for him.
6. Such was the race of sinful men,
That gained that great salvation then;
Such, and such only, still we see;
Such they were all; and such are we.
7. The Jews with thorns his temples crowned,
And lashed him when his hands were bound;
But thorns, and knotted whips, and bands
By us were furnished to their hands.
8. They nailed him to the accursèd tree;
(They did, my brethren; so did we);
The soldier pierced his side, ’tis true,
But we have pierced him through and through.
9. O love of unexampled kind!
That leaves all thought so far behind;
Where length, and breadth, and depth, and height
Are lost to my astonished sight.
10. For love of me, the Son of God
Drained every drop of vital blood.
Long time I after idols ran;
But now my God’s a martyred Man.
Er wordt weleens gezegd dat de Heere Jezus geen Martelaar was, maar Middelaar. Daarmee wordt dan bedoeld dat we, net als eerder Joseph Hart (zie hieronder), wel eerbied kunnen hebben voor Hem in Zijn lijden, maar Hem niet nodig hebben in Zijn lijden voor mij. In de ware zin van het woord is ‘Martelaar’ en Middelaar echter geen tegenstelling. Abraham Hellenbroek noemt in zijn Kruistriomf Christus ‘de hoogste Martelaar’.
Het woord ‘martelaar’ komt van het Griekse martus, ‘getuige’, en marturion, ‘getuigenis’. Een martelaar is iemand die getuigt tot de dood/met zijn bloed, een ‘bloedgetuige’. De Heere Jezus is op de allerhoogste en allerdiepste wijze Martelaar geweest. Hij heeft Gods waarheid en waarachtigheid met Zijn bloed bezegeld. De waarheid van Gods gerechtigheid en genade, bedreiging en belofte, vloek en zegen. De waarheid van Zijn eigen Koningschap, die als Zijn beschuldiging leesbaar voor de hele toen bekende wereld boven Zijn hoofd geschreven stond terwijl Hij aan het kruis hing. Alle waarheid.
Hij benoemt dit Zelf als het doel van Zijn geboorte en komst in deze wereld, wanneer Hij tegen Pilatus zegt: ‘Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik der waarheid getuigenis geven zou [Grieks: marturèsoo]. Een iegelijk die uit de waarheid is, hoort Mijn stem’ (Joh. 18:37). En Paulus schrijft: ‘Er is één God, er is ook één Middelaar Gods en der mensen, de Mens Christus Jezus, Die Zichzelven gegeven heeft tot een rantsoen voor allen, zijnde de getuigenis [Grieks: to marturion] te zijner tijd’ (1 Tim. 2:5,6). Christus was als Middelaar Martelaar en als Martelaar Middelaar.
1. Waarom toch, lieve Zaligmaker, vertel mij toch waarom
Wildet Gij zo lijden en bloeden en sterven?
Welk machtig motief kon U bewegen?
Het motief is duidelijk – het was alles uit liefde.
2. Uit liefde tot wie? Tot gemene zondaars,
Een verharde bende, een rebels geslacht;
Die spotten en Uw bloed vertrapten
En speelden met Gods wonden.
3. Toen de rotsen en de bergen scheurden van schrik,
En gapende graven hun doden opgaven,
Toen de stralende zon haar licht introk
En haar hoofd verborg om dat gezicht maar niet te hoeven zien.
4. Ja, toen stond die ellendeling, het menselijk geslacht, recht overeind;
Het hief zijn hoofd op en het toonde zijn gelaat;
Het staarde onaangedaan, terwijl de natuur instortte,
En schimpte, en lachte, en vloekte, en smaalde.
5. Harder dan de rotsen en de bergen,
Veel botter dan modder en aarde,
Aanschouwde de mens onbewogen de rijke stroom van Uw bloed,
En droomde er niet van – nooit – dat die voor hem vloeide.
6. Zulk een geslacht van zondige mensen was het,
Dat toen die grote zaligheid verkreeg.
Zulken, ja, alleen zulken, zien wij nog steeds;
Zulken waren zij allen, en zulken zijn wij.
7. De Joden kroonden Zijn hoofd met doornen,
En geselden Hem terwijl Zijn handen gebonden waren;
Maar doornen en geknoopte gesels en touwen
Kregen zij van ons in hun handen.
8. Zij nagelden Hem aan het vervloekte hout,
Zij deden het, mijn broeders, wij deden het.
De soldaat doorstak Zijn zijde, het is waar,
Maar wij hebben Hem door en door doorstoken.
9. O liefde zo weergaloos groot!
Die alle gedachten zo ver achter zich laat;
Waar lengte en breedte en diepte en hoogte
Verdwijnen voor mijn verbijsterde gezicht.
10. Uit liefde tot mij heeft Gods Zoon
Elke druppel van Zijn levensbloed vergoten;
Lange tijd liep ik afgoden achterna,
Maar nu is mijn God een gemarteld Mens.
Come, Holy Spirit, come
1. Come, Holy Spirit, come,
Let Thy bright beams arise;
Dispel the darkness from our minds,
And open all our eyes.
2. Cheer our desponding hearts,
Thou heavenly Paraclete;
Give us to lie, with humble hope,
At our Redeemer’s feet.
3. Revive our drooping faith;
Our doubts and fears remove;
And kindle in our breasts the flames
Of never-dying love.
4. Convince us of our sin,
Then lead to Jesus’ blood;
And to our wondering view reveal
The secret love of God.
5. Show us that loving Man
That rules the courts of bliss,
The Lord of Hosts, the mighty God,
The eternal Prince of Peace.
6. ’Tis Thine to cleanse the heart,
To sanctify the soul,
To pour fresh life in every part,
And new create the whole.
7. If Thou, celestial Dove,
Thine influence withdraw,
What easy victims soon we fall
To conscience, wrath and law!
8. No longer burns our love;
Our faith and patience fail;
Our sin revives; and death and hell
Our feeble souls assail.
9. Dwell, therefore, in our hearts;
Our minds from bondage free;
Then we shall know, and praise, and love
The Father, Son, and Thee.
Korte berijmde vertaling
1. Kom, Heil’ge Geest! Kom, Heer’!
Verlicht ons, leid ons, leer
Ons Jezus zien!
Doe ons de schuld verstaan,
Leid ons op ’s levens baan,
Help ons naar Jezus gaan,
En ’t kwaad ontvliên.
3. O, maak ons need’rig, klein,
Houd steeds ons harte rein,
En woon er in.
Woon immer in ons, Heer’!
Zend stromen ’s levens neêr,
Dan leven w’ U ter eer,
Vernieuwd van zin.
Come, ye sinners, poor and wretched
1. Come, ye sinners, poor and wretched,
Weak and wounded, sick, and sore;
Jesus ready stands to save you,
Full of pity, joined with power;
He is able, (2x)
He is willing; doubt no more.
2. Ho! ye needy, come and welcome;
God’s free bounty glorify!
True belief and true repentance,
Every grace that brings us nigh,
Without money, (2x)
Come tot Jesus Christ and buy!
3. Let not conscience make you linger,
Nor of fitness fondly dream;
All the fitness He requireth,
Is to feel your need of Him,
This He gives you, (2x)
’Tis the Spirit’s rising beam.
4. Come, ye weary, heavy laden,
Lost and ruined by the fall;
If you tarry till you’re better,
You will never come at all.
Not the righteous (2x)
Sinners Jesus came to call
5. View Him grovelling in the garden
Lo, your Maker prostrate lies;
On the bloody tree behold Him,
Hear Him cry before He dies
‘It is finished!’ (2x)
Sinner, will not this suffice?
6. Lo, the incarnate God ascended,
Pleads the merit of His blood;
Venture on Him, venture wholly;
Let no other trust intrude;
None but Jesus, (2x)
Can do helpless sinners good.
1. Kom, Heilige Geest, kom,
Laat Uw heldere stralen opgaan;
Verdrijf de duisternis uit ons gemoed,
En open heel onze ogen.
2. Vervrolijk onze mismoedige harten,
Gij hemelse Parakleet (Trooster);
Geef ons met ootmoedige hoop neer te liggen
Aan de voeten van onze Verlosser.
3. Maak ons kwijnend geloof weer levend,
Neem onze twijfels en vrezen weg,
En ontsteek in onze boezem de vlammen
Van nimmer-stervende liefde.
4. Overtuig ons van onze zonde,
Leid ons dan tot Jezus’ bloed;
En openbaar aan ons verwonderend zicht
De verborgen liefde Gods.
5. Toon ons die liefdevolle Mens,
Die heerst in de hoven der gelukzaligheid,
De HEERE der heirscharen, de sterke God,
De eeuwige Vredevorst.
6. Het is Uw werk om het hart te reinigen,
Om de ziel te heiligen,
Om fris leven in elk deel uit te storten,
En het alles nieuw te scheppen.
7. Als Gij, hemelse Duif,
Uw invloed onttrekt,
Hoe snel en gemakkelijk vallen we dan ten prooi
Aan ons geweten, Gods toorn en de wet!
8. Niet langer brandt dan onze liefde;
Ons geloof en onze lijdzaamheid bezwijken;
Onze zonde wordt weer levend; en dood en hel
Vallen onze zwakke ziel aan.
9. Woon, daarom, in ons hart,
Bevrijd ons gemoed van dienstbaarheid;
Dan zullen wij kennen, en loven, en liefhebben
De Vader, de Zoon en U.
2. Versterk, vernieuw ons hart
Door Jezus’ dood en smart,
En liefdevuur.
Verwarm ons koud gemoed,
Met heil’gen liefdegloed,
En maak ons zacht en goed,
Van uur tot uur.
1. Komt, gij zondaars, arm en ellendig,
Zwak en verwond, ziek en bedroefd;
Jezus staat gereed om u te redden,
Vol van medelijden, gepaard met kracht;
Hij is machtig, Hij is machtig,
Hij is gewillig, twijfel niet meer.
2. O, gij behoeftigen, komt en weest welkom;
Verheerlijkt Gods vrije milddadigheid!
Waarachtig geloof en waarachtig berouw,
Iedere genade die ons nabij brengt,
Zonder geld, zonder geld,
Komt tot Jezus Christus en koopt!
3. Laat uw geweten u niet doen dralen,
Droom ook niet zo dwaas over geschiktheid;
Alle geschiktheid die Hij vereist,
Is dat u uw behoefte aan Hem gevoelt;
Dit geeft Hij u, dit geeft Hij u,
Het is de rijzende zonnestraal van de Geest.
4. Komt, gij vermoeiden, gij belasten,
Verloren en geruïneerd door de val;
Als u talmt tot u beter bent,
Zult u helemaal nooit komen.
Niet de rechtvaardigen, niet de rechtvaardigen,
Zondaars is Jezus komen roepen.
5. Beschouw Hem, kruipend in de hof;
Zie, uw Maker ligt ter aarde neergevallen;
Aanschouw Hem aan het bloedige hout,
Hoor Hem roepen voordat Hij sterft:
‘Het is volbracht!’ ‘Het is volbracht!’
Zondaar, zal dit niet genoeg zijn?
6. Zie, de vleesgeworden God is ten hemel gevaren,
Hij bepleit de verdienste van Zijn bloed;
Waag het op Hem, waag het geheel;
Laat geen ander vertrouwen zich indringen;
Niemand dan Jezus, niemand dan Jezus,
Kan hulpeloze zondaars goed doen.
This is the day the Lord has made
Joseph Hart heeft in een aanhangsel bij zijn Hymns onder andere twintig Avondmaalsliederen van hem opgenomen. Een daarvan volgt hieronder:
1. This is the day the Lord has made;
Rejoice, my friends, to see
His royal table richly spread
For such vile worms as we.
2. Ye beggars, from your dunghills rise,
Cast off your rags of shame;
Open, ye blind, your long-closed eyes,
And leap for you, ye lame.
3. Come, and with regal robes be clad,
All at the cost of Christ;
Come, every one a king be made,
And everyone a priest.
4. Welcome, poor sinner, welcome here;
Leave all thy cares behind;
Dismiss thy doubt, cast off thy fear,
Give reasonings to the wind.
5. Believe thy God, believe his word,
His Spirit, and his Son;
Only believe thy dying Lord,
And all the work is done.
6. Come, eat his flesh and drink his blood,
Make all his merits thine,
Sure as thy body lives on food,
And feels the strength of wine.
1. Dit is de dag die de HEERE gemaakt heeft;
Verheug u, mijn vrienden, wanneer u
Zijn koninklijke tafel rijk gedekt ziet
Voor zulke verachtelijke wormen als wij.
2. U bedelaars, sta op van uw mesthopen;
Werp uw schaamtevolle vodden van u af;
U blinden, open uw langgesloten ogen;
U kreupelen, huppel van vreugde.
3. Kom, laat u met een koningsmantel kleden,
Geheel op kosten van Christus;
Kom, iedereen zal koning gemaakt worden
En iedereen priester.
4. Welkom, arme zondaar, welkom hier;
Laat al uw zorgen achter;
Geef uw twijfel op, werp uw vrees af,
Laat uw redenering varen.
5. Geloof uw God; geloof Zijn Woord,
Zijn Geest en Zijn Zoon;
Geloof slechts uw stervende Heere,
Dan is al het werk gedaan.
6. Kom, eet Zijn vlees en drink Zijn bloed;
Maak al Zijn verdiensten de uwe,
Zo zeker als uw lichaam leeft van brood
En de kracht van wijn voelt.
