top of page
Anker 2

De dichtwerken van dichter en predikant Jakob Lodewijk ten Kate zijn in twaalf delen uitgegeven.

 

De bron van onderstaand lied is nr. 24 uit De Harpe Sions van Jan Jakob Lodewijk ten Kate (1819-1889),

vrij bewerkt naar een lied van de Zwitserse predikant César Malan (1787-1864),

zo te zien nr. 282 uit zijn bundel Chants de Sion, ‘C’est dans l’amour de Dieu, mon Père’.

De melodie erbij (die we in Nederland kennen van ‘Al zou de vijgenboom niet bloeien’) heeft Malan ook zelf gemaakt.

In de bundel van Johannes de Heer is het nr. 647.

Uw liefdedienst, o God! is heerlijk

Naar het huis des gebeds

 

1. Uw liefdedienst, o God! is heerlijk,

En vrolijk ’t pad van Uw geboôn.

Uw lieflijkheên zijn meer begeerlijk

Dan alle schatten van de kroon.

Want met geen schatten is te kopen,

Wat Uw verborgen omgang schenkt:

Een vrede, een vreugde, een kracht tot hopen,

Die ’t hart tot zijn bestemming wenkt.

 

2. Hoe! mag ik voor Uw aanschijn treden?

Gij moedigt me aan, met vriend’lijk oog?

Gij neigt het oor tot mijn gebeden?

Mijn lofzang klimt tot U omhoog?

O, met wat zaligzoete ontroering

Doorbeeft Uw komst mij ’t bruisend bloed!

Op vleugelen der geestvervoering

IJl ik Uw armen tegemoet!

 

3. Mijn spijs, mijn drank, mijn ademhalen,

Zijt Gij, naar Wien mijn ziele vroeg.

Ik zocht, ik vond U, duizend malen,
En immer weer, maar nooit genoeg!

Wat zonder U was ’t aards gewemel?

Een dwarrelende zandwoestijn!

En zelfs de schitterendste hemel

Zou zonder U een helle zijn.

 

4. Verdriet en kommer zijn vergeten,

Als ik Uw komst begroet, o Heer’!

Het is als wierp de zondenketen

Haar allerlaatste schakel neer.

De wereld met haar zwijmelteugen,

Haar schatten waar de mens voor knielt,

Wordt mij een opgepronkte leugen,

Die me al te lang gevangen hield.

 

5. Uw eeuwigheid, Uw hemel, ’t leven,

Gaan me op in heerlijk morgenrood.

Ik hoor de blijde boodschap zweven,

Die mij tot hun aanschouwing noodt.

Zo treed ik dan de voorhof nader,

Waar ’t nooit aan dankensstof ontbreekt,

Wijl Gij er, trouwe God en Vader,

Mij van Uw eeuw’ge liefde spreekt!

Laat m’ in U blijven, groeien, bloeien

Melodie: Wie maar de goede God laat zorgen

 

Johannes 15:1-8

1. Laat m’ in U blijven, groeien, bloeien,
O Heiland, Die de Wijnstok zijt!
Uw kracht moet in mij overvloeien,
Of ’k ben een wis verderf gewijd;
Doorstroom, beziel en zegen mij,
Opdat ik waarlijk vruchtbaar zij.

2. Wat vruchten zal de Landman plukken,
Die blaad’ren, maar geen bloesems ziet?
Leer mij de zelfzucht onderdrukken,
Die niet dan wilde loten schiet!
Des Landmans wijsheid snijd’ en snoei’,
Opdat de druif te voller bloei’.

3. Ik kan mijzelf geen wasdom geven:
Niets kan ik zonder U, o Heer’!
In Uw gemeenschap kiemt er leven
En levensvolheid meer en meer!
Uw Geest zij in mij uitgestort;
De rank die U ontvalt, verdort.

4. Daarom, herhaal het duizendwerven,
Herhaal het, Heer’, van uur tot uur:
‘Die zich aan Mij niet houdt zal sterven,
De dode ranken zijn voor ’t vuur!’
Geef dat ik nauwer m’ aan U bind,
Hoe zwakker ik mijzelven vind.

5. Neen, Heer’, ik wil van U niet scheiden,
’k Blijf d’ Uw’ altijd! blijf Gij de mijn’!
Uw liefde moet alom mij leiden,
Uw leven moet mijn leven zijn,
Uw licht moet schijnen in mijn huis:
Bij kruis naar kracht, en kracht naar kruis.

6. Dan blijft mijn ziel voor U gewonnen,
Dan wint mijn ziel door U in kracht!
Het werk, in need’righeid begonnen,
Wordt dan in heerlijkheid volbracht!
Wat in de winds’len sliep ontbot,
En komt in ’t licht, en rijpt voor God.

Wees gegroet, gij eersteling der dagen

Zondagslied/Opstandingslied

 

1. Wees gegroet, gij eersteling der dagen,

morgen der verrijzenis,

bij wiens licht de macht der hel verslagen

en de dood vernietigd is!

Heere Jezus, Trooster aller smarten,

Zon der wereld, schijn in onze harten,

deel ons Zelf de voorsmaak mee

van der zaal’gen sabbatsvreê!

 

2. Op Uw woord, o Leven van ons leven,

werpt ons hart de zweetdoek af.

Door de kracht Uws Geestes uitgedreven,

wand’len w’ uit ons zondengraf.

Leer ons daag’lijks, leer ons duizendwerven,

Meegekruisigd in Uw kruisdood sterven,

en, herboren opgestaan,

achter U ten hemel gaan!

 

3. In Uw hoede zijn wij wél geborgen,

en schoon eerlang ’t oog ons breek’,

’t Zal ontsluiten op de grote morgen

na deez’ aardse lijdensweek!

Welk een dag der ruste zal dat wezen, [oorspronkelijk: Heere, welk een zondag zal dat wezen,]

als w’, onsterf'lijk uit ons stof verrezen,

knielen voor Uw dankaltaar...

Amen, Jezus, maak het waar!

Anchor 1
Anchor 2
bottom of page